Rechabeam trouwde met Machalat. Zij was een dochter van Jerimot, een zoon van David, en Abihaïl, een dochter van Isaï’s zoon Eliab. Ze baarde hem de zonen Jeüs, Semarja en Zaham. Later nam hij Maächa tot vrouw, de dochter van Absalom. Zij baarde hem Abia, Attai, Ziza en Selomit. Van al zijn vrouwen en bijvrouwen – hij had in totaal achttien vrouwen en zestig bijvrouwen, bij wie hij achtentwintig zonen en zestig dochters verwekte – hield Rechabeam het meest van Maächa, de dochter van Absalom. Haar zoon Abia wilde hij tot troonopvolger maken, en daarom stelde hij hem aan het hoofd van zijn broers. Wel was hij zo verstandig een aantal van zijn andere zonen uit te zenden naar verschillende vestingsteden in het gebied van Juda en Benjamin. Hij voorzag ruimschoots in hun levensonderhoud en vroeg voor hen een groot aantal vrouwen ten huwelijk.